Egypte reis
Op 14 januari landden Thomas en ik op de International Airport van Cairo voor een 14-daagse Egypte reis door de westelijke woestijn. Juist in de periode dat Marjo met zijn reisgenoten voor 6 weken in het Krugerpark van Zuid Afrika zit. We reizen dus tegelijkertijd door hetzelfde continent. Agnes, Cees en Claudia vertrekken na 14 dagen Krugerpark terug naar Holland. Dan arriveren Marleen, Dominique en Chris vanuit België om zich voor 5 dagen bij Marjo te voegen. Hierna tenslotte zijn Fred en Dolf van de wild-life partij.Tijdens onze Egypte reis zou ik de Kruger-blog bij gaan houden. Dat lukt redelijk tot nu, maar dat is afhankelijk van de informatie die ik door krijg en van de digitale verbindingsmogelijkheden. Week 2 heb ik inmiddels redelijk kunnen verslaan en ik heb ook voldoende informatie over de 3e week, mede dank zij Marleen. De blogpublicatie na deze verhalen over Egypte zal dan weer uitsluitend Kruger-belevenissen bevatten.
Deze blogaflevering – juist ook omdat we ons bevinden in hetzelfde werelddeel als waar Marjo zich nu bevindt – zal gaan over de Egypte reis van Thomas en mij. Zo kan ook het thuisfront enigszins meeleven. Om een indruk te geven van de couleur locale begin ik met met een filmpje over waterbuffels in hun natuurlijke omgeving, dat gemaakt is tijdens een felucca-zeiltocht over de Nijl bij Luxor. Waterbuffels worden hier gamouza genoemd.
Cairo
De eerste 4 nachten logeren we in het Mena House Hotel, een oud buitenverblijf uit de Engelse koloniale periode, dat op loopafstand ligt van de piramiden.
De eerste dag steken we na een vorstelijk ontbijt de weg over en stappen we, alsof we een teletijd-machine betreden, 45 eeuwen terug in de tijd. Even later staan we op de rand van de woestijn. De vlakte van de grote piramiden van Gizeh. De legendarische en imposante sfinx lijkt te waken over de legendarische piramiden om vijanden vrees en schrik aan te jagen. De Arabische naam van het immense leeuwenlichaam met mensenhoofd is ‘Abu El-Hol‘, Vader de Verschrikkelijke. Ooit was het in oude tijden een mythische ‘Wachter van de Zon‘ en werd hij op één lijn gezien met de hemelgod Horus, de god-farao en de hemelzon zelf.
Thomas heeft met de nodige digitale hocus-pocus onze wandeling rond de piramides in kaart gebracht.
Door op het kadertje ‘Satelliet’ te klikken komen de piramides ook werkelijk in beeld. ( Als dat geen technisch vernuft vertegenwoordigt! )
Wat momenteel werkelijk uniek is dat we hier tijdens onze Egypte reis een van de weinige toeristen zijn. Voor de souvenir-venters, prullaria-verkopers en de kameelritten-aanbieders en zijn wij zo’n beetje de voornaamste attractie. We ontkomen dan ook niet aan een horde van belagers. De nasleep van de revolutie en de wilde taferelen op het Tahrir-plein in het centrum van Caïro, die verleden jaar wereldwijd rond deze tijd op de televisie te volgen waren, zijn hier goed voelbaar. Hoewel het merendeel van de Egyptenaren de revolutie een warm hart toedragen, lijden grote groepen mensen aan het wegblijven van toeristen. Op 25 januari – wij zullen op die dag in Luxor aankomen – wordt de eerste verjaardag van de revolutie gevierd. De slachtoffers van de revolutie worden martelaren genoemd. Zij zijn het ‘offer’- hoe archaïsch is dat! – dat gebracht is tijdens de gewelddadige botsingen tussen het inmiddels gevallen Moubarak regime en de vrijheidsstrijders. Zij worden met herdenkingen in de herinneringen en in ere gehouden .
Tahrir plein
Later op de dag bezoeken we het centrum van Caïro. Wanneer we aan het begin van de avond nietsvermoeden een thee-huis aan het Tahrir plein bezoeken, wordt plotseling – tijdens de mint-thee – met veel geraas het ijzeren rolluik naar beneden gelaten. Er is buiten een opstootje, waarbij gevochten wordt. Lokaal is het is kennelijk geen ongewone actie, want de andere theehuis bezoekers roken onbekommerd verder hun sigaret en drinken hun thee of koffie. Wij zitten veilig opgesloten! ‘Niets aan de hand’, wordt ons geruststellend toevertrouwd. Wij zijn toch enigszins onder de indruk. Een half uurtje later blijkt de kust voldoende veilig om de bezoekers weer buiten te laten. We worden vriendelijk geadviseerd rechts af te gaan om het opstootje te ontlopen. Ondertussen wordt ons in het oor gefluisterd dat deze relletjes niets met de revolutie te maken hebben. Mensen maken van de gelegenheid ge-/misbruik voor individueel en persoonlijk belang: ze willen een ijskast of een flat. Het kleine groepje Egyptenaren, die nu het Tahrir plein ‘bezetten’ en er in tenten de nacht doorbrengen, spelen overdag kaart en drinken thee. Zij zouden daarvoor zelfs betaald worden om de ‘opstand’ in de spotlights te houden voor de internationale media. Het gaat hier om ‘poor people’ en niet om hard-core activisten, wordt ons verteld. We weten niet wie of wat we moeten geloven. Op het podium van het Egyptische politieke toneel spelen zich momenteel duistere en ondoorzichtige taferelen af. Even later zitten we in een taxi, die zich met veel getoeter in de spaghetti-achtig, krioelende file van het helse verkeer stort op weg naar het chique Mena House, 15 km verder. Een uur en drie kwartier later valt er een deken van weldadige rust over ons in aangename tuinen van het hotel.
oud Cairo
De volgende ochtend bewonderen we na het ontbijt de majesteitelijke Montgomery- en Churchillsuite van het Mena House Hotel, die voor zo’n 1.150 euro per nacht geboekt kunnen worden. Wij blijven eenvoudig en houden onze eigen kamer aan.
In één dag ‘doen’ we verschillende high-lights van Cairo tegelijk: Khan-el-Khalili, de eeuwen oude soukh in oud Cairo, die ook weer opvalt doordat er nauwelijks toeristen rondstruinen. De schoenpoetsers ter plekke bieden zelfs aan om Thomas’ linnen sportschoenen te poetsen. Daarna bezoeken we Islamic Caïro, een oud gedeelte van de stad met de fameuze Al Azhar University en de Moskee van Mohammed Ali. Hier leeft een groot gedeelte van de in totaal 20 miljoen inwoners van Caïro.
In de buurt van Bab Zuweila, de laatst overgebleven poort van de drie belangrijkste toegangspoorten tot de stad uit de 11e eeuw, ontmoeten we – bij toeval – een muezzin die gepensioneerd is. Een muezzin is de oproeper tot het dagelijkse moslimgebed. Hij heeft heel zijn arbeidzame leven dagelijks 5 maal de trappen van de minaret beklommen om met een zo welluidend mogelijke stem de bewoners van het oude Cairo te bewegen zich tot Mekka te richten. Hij biedt aan om ons een rondleiding door de buurt te geven. Tijdens die uitgebreide en ter zake zeer deskundige privé tour belanden we – op kousen-voeten uiteraard – in een middeleeuwse moskee, de Al-Salih Tala’i moskee uit het kalifaat van de Fatimiden . Deze is onlangs door Unesco geadopteerd als cultureel erfgoed. Op dit moment is hij nog niet gerestaureerd en dat geeft deze plek juist dat extra bijzondere sfeertje van authenticiteit. De muezzin is een bekende bij de mannen die in de entree zitten. We krijgen toegang tot de tuinen, de sierlijke Koeftische koraninscripties – een vorm van Arabisch schrift – op de muren en zuilen en beklimmen het dakterras.
Vanaf het dak krijgen we een panoramisch zicht op dit oude stadsdeel van Islamitisch Cairo. De Salah ad-Din Citadel ( Saladin ), die dateert van de 12e eeuw en tot op heden nog steeds dienst doet als gevangenis, is onmiskenbaar een blikvanger met zijn metershoge ranke torenspitsen. Hier hoog boven straatniveau lijkt het geroezemoes en het onophoudelijk getoeter van het verkeer beneden ons, gedempt te worden door nevels van stoffige wolken en uitlaatgassen. Het terras biedt een zee aan lege ruimte, die hier nergens op de begane grond te vinden is. Aan de zijkant van het dakterras bieden oude ruïne-resten van talloze woningen een trieste aanblik. Dit zijn de restanten van de aardbeving, die op 12 oktober 1992 de stad trof. Daarbij kwamen honderden bewoners van deze wijk om. De eenvoudige ‘moderne’ huizen van toen waren niet van een kwaliteit, die bestand bleek tegen het niets ontziende natuurgeweld en liggen nog steeds in puin. Wonderlijk genoeg zijn de antieke middeleeuwse gebouwen ongedeerd bleven. Het hedendaagse stadsbestuur investeert kennelijk niet meer in een degelijke en aardschok-vrije onderkomens voor haar burgers.
centraal Cairo
Aan het begin van de avond laten we ons naar het nabije Al-Azhar Park rijden. We treden een oase van rust en verbluffende tuinarchitectuur binnen. Het erin gelegen restaurant Citadel View is een fantastische locatie om te eten met uitzicht op de feeëriek verlichte citadel boven de metropool die – alleen al vanwege de constante herrie – nooit slaapt. Tijdens de laatste dag in Cairo bezoeken we het Egyptische Museum aan Tahrir Square. De urenlange rijen met wachtende toeristen zijn ook hier verdwenen. De kunsthistorische schatten uit faraonische tijden liggen letterlijk als in een pakhuis opgestapeld, met als hoogtepunt het fabelachtige gouden masker van Tut Ankh Amun in een stoffig vertrek. Aan het begin van de avond wandelen langs de boulevard van de Nijl over de brug het eilandje El Gezira naar de ambassadebuurt Zamalek en drinken koffie in de luxe lounge van het Marriott Hotel, voorheen een paleis van Koning Farouk. Vlak in de buurt vindt Thomas aan de hand van zijn ‘Lonely Planet’ het bij de bewoners van Zamalek erg populaire restaurant Abu El Sid, waar zonder enig voorbehoud alcohol geschonken wordt en de bierpomp royaal opengezet wordt.
oase van Bahariya
De volgende ochtend worden we aan het hotel opgewacht door onze gids Tariq en de chauffeur Ragab, die 4-wheel drive Toyota Landcruiser bestuurt. We starten onze woestijnsafari in Cairo. Onze eerste bestemming, de oase van Bahariya, bereiken we via een aantal controleposten en over een eindeloos lange, eenzame weg. In de hoofdstad Bawiti zijn recentelijk mummies gevonden. De vriendelijke bewoners hopen dat zij hiermee op de internationale toeristenkaart komen. Bawiti is beroemd vanwege zijn dadels en olijven. Voor de zonsondergang rijden we naar de zwarte bergen voor een schitterend uitzicht over het gehele noordelijke gedeelte van de oase. We overnachten in het traditionele, met lokale materialen gebouwde, Qasr El Bawiti Hotel en genieten van het woestijnlandschap. Een recente ontdekking in Bahariya is de dodenstad van de vergulde mummies, die we de volgende dag gaan bezoeken.
woestijnnacht onder de sterrenhemel
We reizen de volgende dag al vroeg verder door naar de Zwarte Woestijn, waar we voor de eerste keer overnachten in een tentje onder een ongelooflijke heldere sterrenhemel, die als een schitterende koepel beschermend boven ons zweeft. Wij zijn getuige van een kosmisch panorama dat ook de eerste woestijnbewoners eeuwen geleden al bekeken en bewonderd moeten hebben. Ze hebben de sterren ongetwijfeld ook bestudeerd. Woestijnen zijn meedogenloos voor reizigers. Je kunt je alleen op hemellichamen oriënteren. Sterrenconstellaties dienen al sinds mensenheugenis als een betrouwbaar baken in de nacht en een kompas voor de kamelen karavanen. Zandstormen kunnen het woestijnlandschap binnen enkele uren onherkenbaar veranderen. De zon gaat er rap onder. Dicht bij het kampvuur, waar de kip op geroosterd is, houden we ons een beetje warm in de onbewolkte, koude woestijnnacht.
Ragab blijkt een uitstekende kok in situaties waar het vooral improviseren geblazen is. We hebben er dan ook totaal geen probleem mee om onze comfortabele hotels achter ons te laten. Het ontbijt bij de tent is oerdegelijk en traditioneel Egyptisch. Warme bruine bonen met ui. Het heet officieel ‘fool’, maar Ragab noemt het ‘cement’ omdat het bijna de hele dag het hongergevoel stilt. We eten het met geroosterd plat brood, en worden ondertussen verrast door een wel erg frisse maar imponerende zonsopgang. De zon is het enige element beweegt in deze verlaten natuur. Heel langzaam aan wordt die eindeloos uitgestrekte natuur in een ongekend helder daglicht zet. Nadat we de tent hebben opgebroken trekken we van de Zwarte Woestijn over ongebaande paden naar de Witte Woestijn. Ongebaande paden lopen nooit dood, blijkt wel. De beide woestijnen lopen in elkaar over.
Ragab stuurt de 4-wheel drive behendig van de asfaltweg af de woestijn in. Hoe hij navigeert en de weg vindt is mij volkomen een raadsel. “Dat zit allemaal hier” en tikt daarbij veelzeggend op zijn hoofd. Aan een TomTom – wanneer dit gebied al überhaupt in kaart gebracht zou zijn – zou hij ook niet veel hebben; hij kan, tot onze verbazing, niet lezen en niet schrijven. Zijn intelligentie is niet zozeer gebaseerd op een brein volgepropt met theorieën, maar veel meer op doeltreffend zintuiglijk reageren op zijn omgeving. Iets waar hij heel goed in is en waar hij uiteindelijk ook veel meer aan heeft.
Het surrealistische landschap van de Witte Woestijn doet denken aan verre onbewoonde planeten. De door wind en zand uitgeslepen rotspartijen hebben in de loop der tijden de meest grillige en fantastische vormen aangenomen. Aan de rotsformatie hiernaast is het logo van het National Park van de Witte Woestijn ontleend. Met een beetje fantasie is er gemakkelijk een afbeelding van een kip onder een boom in te herkennen. Tientallen kilometers lang trekken we door landschappen met de meest bizarre vormen. Al deze, door weer en wind ontstane grillige vormen, hebben fantasievolle namen gekregen. Zo is een ‘championnen-veld’ en een ‘ice-cream area’. Namen die wonderlijk genoeg heel goed bij de vormen passen. Bij Crystal Mountain, waar de woestijn bezaaid is met kristallen, komen we vast te zitten in het rulle zand. Die kristallen worden door woestijnbewoners vaak in de mond genomen. Omdat dat speeksel produceert, is het een probaat middel tegen een droge mond.
Tariq komt uit Caïro en Ragab komt uit Luxor, dat Upper Egypt heet, het hoger gelegen zuiden waar de Nijl Egypte binnen stroomt. Tariq is met zijn 32 jaar naar Egyptische maatstaven al oud om nog ongetrouwd te zijn. Taraq vertegenwoordigt de oudere generatie. Hij is 52 en vader van vijf kinderen. Van oudsher bestaat er een soort van onderlinge rivaliteit tussen de ‘wijsneuzen’ van het ‘moderne’ Caïro en de ‘eenvoudige’ boerenbevolking van het ‘simpele’ zuiden. De zuiderlingen worden dom genoemd omdat ze traditioneel zouden willen blijven, terwijl de noorderlingen als modieus bestempeld worden, die met alle winden meewaaien. Het levert een eindeloos aantal grappen en grollen op, die doen denken aan Nederland/België moppen, die over en weer de grens over gaan. Zes dagen lang hebben Thomas en ik ons vermaakt met het gekrakeel tussen die twee. Toch wordt er ook weer broederlijk samengewerkt wanneer de omstandigheden daarom vragen – zoals dit YouTube filmpje laat zien – wanneer onze jeep vastloopt in het woestijnzand.
oase van Farafra
Ook de tweede nacht is een bitter koud avontuur. Met een extra deken blijft het ook binnen in de slaapzak gelukkig net boven nul. We zetten de reis na het gebruikelijke bonen-ontbijt voort naar Farafra, de volgende oase. Weldadig zijn de verschillende warm water bronnen of de ‘bir’, die genummerd van 1 tot 8 verspreid langs de oase-route van Cairo naar het zuiden ontspringen. Het is vloeibaar goud voor deze gortdroge gebieden, die zonder water nauwelijks te bereizen en zeker niet te bewonen zijn. Ook voor ons zijn ze een ware weldaad. We maken bij Bir Sitta ( 6e bron ) en Bir Sabah ( 7e bron ) een stop om in de warme baden in de open lucht het woestijnstof van ons af te wassen. Op onze chauffeur Ragab hebben de baden een transformerende invloed; hij maakt een komisch Arabisch dansje in het zand en plonst met een bommetje in de heilzame water. Tijd voor ontspanning na een urenlange woestijnrit. Ragab, onafgebroken geconcentreerd en vaak de enige weggebruiker, stuurt ons feilloos zonder TomTom of enig ander navigatiemiddel door dit verlaten ‘niemandsland’. En dan kookt hij ook nog voor ons. Dat kun je immers niet overlaten aan die verwende lui uit Cairo.
Een eindeloos lange, stille, geasfalteerde woestijnweg leidt ons van Farafra naar Dakhla, waar een lokaal hotel geboekt is voor de twee volgende nachten. Over ongebaande paden – off the beaten track – door zandduin-velden bereiken we het middeleeuwse plaatsje El Qasn in de oase van Dakhla. In een kleinschalig resort Badawiya Dakhla, dat in de onmiddellijke omgeving van oude gedeelte van de oase ligt, zijn wij de enige twee gasten. We betrekken er een ruime kamer met een comfortabele badkamer. De airco blijft de de hele nacht doordraaien en houdt de vertrekken behaaglijk warm. In zachte kussens van de loungestoelen op het buitenterras genieten we van de ondergaande zon.
oase van Dakhla
De volgende dag gaan gaan Thomas en ik onder het (kappers) mes. Eigenlijk is de zaak gesloten, maar Ragab kent ook hier iedereen en dat opent de salondeuren van de kapperszaak. Het bezoek aan een kapper is in Egypte een sociale gebeurtenis van de eerste orde, waar de lokale- en de wereldpolitiek serieus besproken wordt. Maar waarbij mannen ook graag onderling de draak steken met elkaar of elkander regelrecht voor schut zetten. In de kappersstoel kun je immers geen kant uit. Wie geschoren wordt moet stil zitten! Ragab en ook Tariq nemen dan ook graag de gelegenheid te baat om Thomas te grazen te nemen. Thomas had het juist gisteren gewaagd – toen Ragab per ongeluk de autosleutel in het contact had laten zitten – om met zijn wagen een blokje om te gaan rijden. Dat was Ragab niet vergeten en nu helpt hij met liefde en plezier de plaatselijke kapper een handje om Thomas’ schedel kaal te scheren. Dus deze keer moet, naar goed Egyptisch gebruik, Thomas het ontgelden immers poets wederpoets.
Bij het knippen en scheren hoort in Egypte ook het epileren van de gezichtsharen. Met een beetje goede wil kijk je hier als vent rustig een half uur of langer nog in de spiegel van de kapper. Met een dun opgerold zijden draadje, dat de kapper aan een kant met zijn tanden vasthoudt, rolt hij behendig en razendsnel over de wangen op en neer om die ‘onzichtbare’ baardharen meedogenloos uit de gevoelige gezichtshuid te trekken. Een typisch Egyptische en ook behoorlijk pijnlijke schoonheidsbehandeling. Egyptische mannen zijn over hte algemeen nogal ijdel en ook hier geldt: Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Dus een ‘beetje macho’ wordt wel geacht om wat pijn verdragen. De Egyptenaren hebben dat er trouwens graag voor over om er verzorgd en mooi gladgeschoren uit te zien. De kapper ontleent overigens zijn onberispelijke sociale status aan zijn neutrale houding bij dorpsroddels. Hij knipt, snijdt, scheert en epileert rustig door zonder zijn professionaliteit geweld aan te doen door partij te kiezen.
necropool van Bagawat
Na Farafra en Dakhla wordt de reis voortgezet naar de oase van Kharga. Onderweg stoppen we bij een vallei met natuurlijk gevormde piramiden, waar zich nog onontdekte graven in zouden bevinden. Voer voor archeologen dus. Aan het begin van de middag bezoeken we de dorpjes Basjandi en Balat met hun traditioneel van zongedroogde modderklei opgetrokken woningen. De smalle straatjes zijn van boven met stro overdekt, dat een aangename beschutting biedt tegen de moordend hete zomerzon.
Later in de middag brengen we uitgebreid bezoek aan een vroeg-christelijke dodenstad, de necropool van Bagawat.
Bagawat is een begraafplaats, die van de 2e tot de 7e eeuw gebruikt is door de Christenen in deze regio. Het is bekend om zijn honderden christelijke grafhuizen gebouwd met tichelstenen ( mudbricks, zongebakken kleistenen ) en goed bewaard gebleven muurschilderingen met oeroude bijbelse taferelen.
In tegenstelling tot onze regio in de delta van de Lage Landen, waar alles groeit en bloeit, maar ook vergaat en verrot door het hoge vochtigheidsgehalte, blijft in de woestijn alles langer bewaard door de uitdrogende en steriliserende werking van een altijd verzengende zon.
oase van Kharga
Voor de laatste overnachting in de woestijn rijden we naar de oase van Kharga. Hier ontmoeten we een familie die Ragab al enige jaren kent. De vrouw is weduwe en moet op het randje van de woestijn overleven met haar 7 opgroeiende kinderen. Drie volwassen zonen, waarvan er twee nagenoeg volwassen zijn en vier dochters waarvan de jongste eenvoudig weg Sabah heet: de Zevende! Naast het huis ontspringt Bir Tamania, bron nummer 8, die zorgt voor warm stromend water om het land te bevloeien. In haar tuin kookt Ragab ons avondeten. Hij adviseert de vrouw des huizes haar tuin op te knappen en schoon te houden om vaker een reisgezelschap te kunnen ontvangen. Het zou haar helpen in har levensonderhoud te voorzien. Daarna wordt er in de open lucht een houtvuur aangestoken waaromheen wij ons, in het gezelschap van het gezin scharen, om ons warm te houden. Ik ontkom er niet aan om met de jongste drie meisjes te voetballen. De bal is weliswaar lek, maar dat mag de pret niet drukken.
Voordat het echt donker en koud en donker, rijden we met de jeep terug de zandduinen in om onze tent voor de nacht op te slaan. Ongeveer vijf kilometer achter het huis en het land van het gezin waar ze zojuist kennis mee gemaakt hebben. Het wordt, wanneer de zon verdwenen is echt bar koud en tot overmaat van ramp loopt de jeep weer vast in het rulle zand. Maar we raken gehard en genieten de volgende ochtend, als ware woestijnbewoners, van een overweldigende stilte en de wijdse leegte. Zuivere, glasheldere woestijnlucht en tot in de wijde omgeving geen enkel teken van leven. Dit geeft een enorme intensiteit aan het moment. Vroeg in de ochtend klimt de zon verassend snel en krachtig aan een glasheldere hemel op, waardoor de temperatuur op hetzelfde moment aangenaam is en het vlug weer warm wordt. Tijd voor Ragab om even te dollen met de jeep in het woestijnzand en voor ons een mooie gelegenheid om, als onschuldige kinderen in de grootste zandbak die je je kunt voorstellen, te gaan spelen.
We nemen, na wederom een stevig bonenontbijt, – nu in de tuin met het hele gezin aan tafel – hartelijk afscheid van de woestijnfamilie. De op een na oudste zoon gaat met de ezelwagen op pad. Hij ziet er op toe dat het water van de bron naast het huis het land voldoende bevloeit. Het oudste meisje gaat naar school. We vragen ons af waar dei school dan zou moeten zijn, want er is nergens ook maar iets van een nederzetting te ontdekken. Het blijkt dat ze met een bus wordt opgehaald; naar haar school is het dan nog een uur rijden. De rest zwaait ons uit. De jongste kinderen rennen nog lang met de wagen mee totdat ze ons uit het oog verliezen. De ontroerende eenvoud van hun leven en de hardheid van hun – in onze ogen – geïsoleerde bestaan op de rand van de woestijn laten een diepe indruk op ons achter. Een ervaring, die we niet snel zullen vergeten. We zijn er stil van wanneer we de – ondanks hun armoede – bijzonder gastvrije familie achter laten.
Hiermee sluiten we een week met drie nachten in een zee van zand onder duizenden sterren in de westelijke woestijn van Egypte af. Een woestijn ervaring is vooral een ongeëvenaarde, bijna kosmische, stilte-ervaring, die je waarschijnlijk alleen in de dramatische verlatenheid van een onmetelijke woestijn kunt beleven. Pure natuur. We hebben daarbij zo’n 1.500 km. afgelegd zoals Thomas’ digitale registratie laat zien. Klik voor een situatie plaatje op ‘Satelliet’.
Baris en Bagdad
Via de ‘wereldsteden’ Baris ( Egyptisch voor Parijs ) en Bagdad – deze officiële namen voor de twee piepkleine dorpjes zijn een grap van de locale bevolking – aanvaarden we de tocht naar Luxor. Achter in de landcruiser laten we ons, lui languit in de kussens, vervoeren. Door de achterruit zien we dat de grote zandzee zich langzaam aan ons gezichtsveld onttrekt. In het bevloeiingsgebied van de Nijl passeren we uitgestrekte landbouwvelden, waar momenteel het suikerriet geoogst wordt. Kilometers lange rijen vrachtwagens, beladen met suikerriet, wachten langs de weg om hun lading bij de suikerfabriek te lossen. Rond twee uur in de middag komen we in Luxor aan om voor drie nachten in te checken in het chique Old Winter Palace. Het contrast met de woestijn kan niet groter zijn. We worden door de receptioniste als een ‘beetje vreemd’ beschouwd, wanneer ze hoort dat we een aantal nachten in de woestijn hebben doorgebracht. Wat valt daar nou te beleven, het is er ’s nachts te koud en overdag te heet!!!
Luxor
Luxor is het illustere oord, dat al sinds onheuglijke tijden in de wintermaanden een heel aangenaam verblijf garandeert met gemiddelde temperaturen van tussen de 20 en 25 graden. Tijdens de hete zomers waait er hier aan de Nijloevers een zachte verkoelende bries. Karnak, dat een paar kilometer ten noorden van Luxor ligt, getuigt dat de farao’s deze plek ook al wisten te vinden. Zij zetten hier aan de oostelijke kant van de Nijl, waar de zon opkomt, het grootste antieke tempelcomplex ter wereld neer. Op de westelijke Nijloever, daar waar de zonder onder gaat, werd door Howard Carter in 1922 het ongeschonden graf van Tut Ankh Amun gevonden. Verder zijn hier op de westelijke oever, in het Dal der Koningen, Koninginnen en Edelen, talloze graven uit faraonische tijden gevonden en opgegraven. Tussen de nog steeds bewoonde modderstenen dorpjes op de westelijke oever liggen nog talloze graven van de hofhouding van de farao’s. Allemaal toeristische topattracties van wereldformaat, die jaarlijks miljoenen toeristen trek. Nu is er geen een te vinden.
dag van de Arabische Lente
De dag waarop wij hier aankomen, 25 januari 2012, is een bijzondere dag voor Egypte. Op die dag startte verleden jaar de revolutie op het Tahrir-plein, die op de 28ste januari uitliep op veel geweld, waarbij er vooral jonge mensen sneuvelden. Zij worden martelaren van de revolutie genoemd en om hen te eren wordt vandaag op 25 januari het begin van de revolutie gevierd met een herdenking aan hen. De mensen, die wij daarover spreken zijn blij met de revolutie en opgelucht met het de val van dictator Moubarak, maar lijden er financieel onder dat er al een jaar geen toeristen meer komen. Op een groot televisiescherm horen we dat er gesproken wordt over een bijeenkomst van wel een 1.000.000 mensen op het Tahrir-plein in Caïro. Het mooie en indrukwekkende ervan is dat er geen sprake is van enig geweld.
De krantenfoto van de vreedzame demonstratie/herdenking op Tahrir-square kreeg ik van mijn broer, Wiet.
Wij volgen de gebeurtenissen nauwlettend – vanuit een luxe positie – in onze gigantische kamer van het Winter Palace op een 120 cm Samsung flatscreen. De afmetingen van het beeldscherm zijn kennelijk aangepast aan de afmetingen van de kamer. De volgende ochtend trekken we de zware draperieën open en kijken vanaf ons terrasje uit over een enorme tuin met met fruit-, palmbomen en fonteinen. Zo zon schijnt royaal en aangenaam. We komen erachter dat we op dezelfde gang als Sarkozy geslapen hebben. Tijdens een uitgebreid ontbijt buffet worden we door vier verschillende rangen personeel bediend, die ons voorzien van allerlei culinaire verassingen. Geen bonen-ontbijt deze keer.
felucca tocht op de Nijl
Van Tariq nemen we de vorige namiddag al afscheid. Hij is nu met de trein op weg naar Caïro, een rit van 12 uur. We hebben foto’s laten ontwikkelen voor Ragab. Hij woont op de westelijke oever van de Nijl. Om hem te bezoeken steken we met de ferry de rivier over. Dat is nog een hele klus, want de eigenaren van motorbootjes proberen ons wijs te maken dat de ferry voor de lokale bevolking is en toeristen zouden zich met hun privé bootjes moeten laten overzetten. We vinden Ragab al snel aan de overkant van de Nijl. Hij is blij met de foto’s. Een vriend wil het memory kaartje ervan om de foto’s van onze woestijn safari op zijn hotel-website te laten zetten. Dezelfde ochtend zijn ze al te zien op www.villabahriluxor.co.uk. klik daarvoor op ‘A Desert Adventure’ aan de linker zijde. Via Ragab organiseren we een zeiltochtje naar het bananeneiland in de Nijl met een traditionele felucca. Hoewel het geen bananenseizoen is worden we toch gastvrij onthaald en op een tros met typische kleine banaantjes getrakteerd. We laten ze ons goed smaken. Tegen de avond zien we een aantal waterbuffels – ze heten hier gamouza – van het eilandje, waar ze overdag gegraasd hebben, terug naar het vaste land zwemmen en aan de wal klimmen.
Voor het avondeten worden we bij Ragab thuis uitgenodigd. Zijn vrouw heeft uitgebreid met veel vlees gekookt. Dat wordt vooral gedaan om hun royale gastvrijheid te tonen en om de gasten een plezier te doen. We zitten daarbij traditioneel op de grond. Zijn vrouw, moeder of dochters krijgen we niet te zien. Zijn zoon van 15 jaar mag er kennelijk wel bij zijn. Daarna laat hij het huis zien, dat hij aan het bouwen is. Het ligt in de tuin naast zijn eigen woning. De ruwbouw wordt afgewerkt en ingericht wanneer hij het geld ervoor heeft. Daar heeft hij omgerekend nog zo’n 3.000 euro voor nodig. Hij spaart ervoor en verwacht binnen twee jaar het geld als free-lance chauffeur verdient te hebben, maar dan moet de toeristenstroom wel weer op gang komen. Wanneer hij over een jaar of wat de nieuwbouw betrekt, dan gaat zijn broer met zijn eigen gezin het ouderlijk huis bewonen. Ragab is terecht trots op de nieuwbouw, die voor Egyptische begrippen erg degelijk wordt uitgevoerd. Het wordt een riante woning met balkons en een groot terras. De beneden verdieping is min of meer publiek, terwijl er voor de vrouwen, naar ’s lands wijs en ’s lands eer, een aparte toegang naar de eerste etage beschikbaar komt. Bij het afscheid van Ragab en zijn zoon spreken we wens uit hen nog eens te ontmoeten. Op de terugweg naar de oost oever van de Nijl nemen we samen met enkele Egyptenaren een klein motorbootje in plaats van de ferry, die later in de avond avond minder frequent vaart. Je dient immers iedereen de penning te gunnen, nietwaar?
Qena – zuid Egypte
De laatste dag is aangebroken. We hebben een afspraak om 2 uur met chauffeur Ali om ons naar Ma-anna, bij Qena, te rijden. Direct na het ontbijt hebben we de ochtend vrijgehouden om in de comfortabele ligbanken aan het weldadig verwarmde ( 25 graden ) mega-zwembad ongegeneerd in de zon te gaan liggen. We genieten ervan zolang het nog kan, denkend aan hoe Holland zich meestentijds in de maand januari presenteert.
Stipt om 14.00 uur wacht Ali ons op onder aan de trappen van het Winter Palace. Ali is taxichauffeur die voor het Sofitel van Karnak gestationeerd is en waarmee ik al enkele keren eerder, bij vorige bezoeken aan Luxor, naar Qena gereden ben. Qena ligt 60 km ten noorden van Luxor, ook aan de Nijl. Het is een plaats met zo’n 60.000 inwoners. Er is een reusachtige en fraaie moskee die gewijd is aan Sheikh el-Qenawi. Tussen Qena en de oostelijke woestijn ingeklemd ligt Ma-anna aan de verbindings weg tussen Upper Egypte en de Rode Zee. Ma-anna was indertijd een gehucht van modderstenen huisjes met nauwelijks voorzieningen voor de 1.500 inwoners. Er stond één kraan met leidingwater op een kale zandvlakte centraal in het dorp. De bewoners vormen er een hechte sociaal samenhangende gemeenschap. Een kraan op een zandpleintje te midden van de modder-stenen woningen voorziet het dorpje van schoon water. Tussen de huisjes slingeren onverharde zandweggetjes. Eind jaren -80, begin -90 heb ik daar twee en een half jaar de lokale bevolking meegeholpen met het opstarten van een revalidatie centrum voor gehandicapten.
In Luxor gaan we eerst snel even eten in een ‘kusheri’, dat is een traditioneel ‘snelrestaurant’, waar slechts één gerecht wordt opgediend voor een, in onze ogen, onmogelijk lage prijs. Je kunt er kiezen tussen de hoeveelheden: weinig, middelmatig en veel. We eten er samen voor nog geen 5 euro inclusief een frisdrankje. Ali heeft geen honger en raadt ons aan niet te veel te eten omdat Fathi ongetwijfeld voor een copieuze maaltijd met veel vlees gezorgd heeft. Hij wacht buiten op ons – ook zo’n ongekende luxe. De rit van 60 km naar Qena roept bij mij prettige herinneringen op. Onderweg trekt het landelijke leven aan ons voorbij. Het is het seizoen, waarop suikerriet geoogst wordt, daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van kamelen. Voor ons rijdt een truc met een aantal kamelen in de laadbak.
Het plan is eerst Fathi thuis te bezoeken. In tijd dat ik daar werkte Fathi als chauffeur voor patiëntenvervoer van het revalidatie centrum was. Ik was erg bevriend met hem, omdat hij de jaren dat ik daar werkte zo innemend gastvrij en vriendelijk was. Ook nu weer is de ontmoeting met hem, zijn vrouw en drie, wat verlegen dochters, ongekend hartelijk en voor mij ook emotioneel. Het is weliswaar 23 jaar geleden en in de tussen tijd heb ik hen misschien 7 of 8 keer bezocht maar de begroetingen zijn steeds weer even warm als welgemeend. Ali heeft Fathi de vorige dag bericht dat wij er aan komen, maar de ontmoetingen zijn toch steeds weer een grote verrassing. Fathi heeft, zoals nagenoeg iedereen hier te eten, gaat gekleed en heeft een dak boven het hoofd. Het enige gemak wat hij heeft is een – gezien het klimaat – noodzakelijke koelkast. Het enige vermaak is van de meeste gezinnen is een televisie – ook dat is geen overbodige luxe hier. Men heeft verder geen enkele reserve; men over-leeft van de ene dag in de andere. Dat maakt hun royale gastvrijheid zo onnoemelijk innemend. Fahti deelt bij onze aankomst onmiddellijk pakjes sigaretten uit – een gewoonte waar in deze omgeving niet aan te ontkomen valt – van een merk, dat hij zichzelf van zijn levensdagen niet zal permitteren. Zijn vrouw en drie dochters zijn, zoals altijd, even hartelijk en blij met het weerzien. Hij dient ons bij de maaltijd meer vlees op dan zij zelf in de hele week eten. De maaltijd – zonder vrouwen – wordt op de grond opgediend. Ik wil het liefst na het eten komen, om hen de kosten te besparen, maar dat is met geen mogelijkheid te bespreken.
Ma-anna
Voordat we bij Fathi aan tafel gaan, rijden we met hem naar het revalidatiecentrum, dat is vijf minuten verder. Daar zijn ze niet op de hoogtevan onze komst. De wegen er naar toe zijn nu geasfalteerd en breder geworden, de modderstenen huisje hebben plaats gemaakt voor huizen van echte bakstenen met stromend koud en warm water en elektriciteit. Ma-anna is mee opgenomen in de vaart der volkeren, waarmee het duurder, veel duurder is geworden om er te leven. Water en elektriciteit moeten nu gekocht worden. De mensen kunnen bij hun huisjes – nu zonder tuin – waarin ze wonen zelf geen groenten meer verbouwen en geen kippen of een buffel houden, die hen van melk en eieren voorzien.
Ik ben blij verrast te zien dat het centrum nog operationeel is. Het is er binnen schoon en de toiletten zijn behoorlijk proper. Het is aangekleed met fraaie gekleurde muurschilderingen en alles heeft een likje verf gekregen. We worden wederom uitermate hartelijk ontvangen. De ontmoetingen met de mensen, die er 23 jaar geleden ook al werkten, is emotioneel. Thomas wordt vanuit mijn vroegere verhalen over hem door sommigen medewerkers herkend. We moeten natuurlijk meteen thee drinken en krijgen zelfs een inderhaast gekocht cadeautje. Ons bezoek is onaangekondigd, omdat ik nooit weet of gemaakte afspraken nagekomen worden. Deze gebruikelijke Inch Allah of Als God het wil gedachte is gemeengoed in heel Egypte. We krijgen een rondleiding door het hele centrum en bezoeken op de verdieping de kamer waar ik heel basic twee jaar onder een muskietennet geslapen heb. A room with a view op een onmetelijke uitgestrektheid woestijn die tot aan de De Rode Zee, met badplaatsen als Hurghadda, doorloopt. Het is een klein feestje van herkenning voor mij. Voor Thomas is het leuk te zien of de voorstellingen, die hij ervan gemaakt heeft uit mijn verhalen, overeenkomen met de werkelijkheid.
Mijn twee-jarig verblijf in dit revalidatie centrum was de aanleiding van deze Egypte-reis. De reden ervoor was, dat Thomas nooit er fysiek geweest was, terwijl hij er toch altijd deelgenoot van is geweest. Deze middag beantwoordde volledig aan de opzet van onze in alle opzichten geslaagde reis. Wat wij, als vader-zoon, in de jaren 1989/190/1991 niet samen hebben kunnen doen is hiermee behoorlijk goedgemaakt. Op de vlieghaven van Caïro zond Thomas naar zijn vrienden in zijn digitale media netwerk het bericht: “Flying home after an awesome city ( Caïro – Luxor ) and desert trip”.