Afrikaanse olifanten
Olifanten zijn grote zoogdieren uit de familie van de Elephantidae binnen de orde van de slurfdieren (Proboscidea). Traditioneel worden er twee soorten erkend, de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana) en de Aziatische olifant (Elephas maximus), alhoewel er aanwijzingen zijn die doen vermoeden dat de Afrikaanse olifanten mogelijk bestaan uit twee aparte soorten, respectievelijk de savanneolifant (Loxodonta africana) en de bosolifant (Loxodonta cyclotis). Dan is er nog de zogenoemde woestijnolifant die in Namibië voorkomt. Woestijnolifanten is vooralsnog een ondersoort van de Afrikaanse savanneolifant, maar veel biologen zijn het er over eens dat het eigenlijk een uniek soort is. Zij vinden dan ook dat de woestijnolifant als soorteigen ‘gepromoveerd’ dient te worden.
Olifanten komen verspreid voor in Afrika ten zuiden van de Sahara en in het zuiden en zuidoosten van Azië. Zij zijn de enige nog levende soorten van de slurfdieren. Andere slurfdieren, zoals onder meer de mammoeten en mastodonten zijn uitgestorven. Mammut is een geslacht van uitgestorven slurfdieren die ook wel mastodonten worden genoemd. De huidige olifanten zijn de grootste levende landdieren. De mannelijke Afrikaanse olifanten kunnen een hoogte van 4 m en een gewicht van 7000 kg bereiken. Deze dieren hebben verschillende onderscheidende kenmerken, zoals een Proboscis of slurf die wordt gebruikt voor vele doeleinden, met name voor het grijpen van voorwerpen. Hun snijtanden groeien uit tot slagtanden en dienen als hulpmiddelen voor het verplaatsen van objecten, het graven en als wapen tijdens gevechten. De grote oorflappen van de olifant worden gebruikt om de temperatuur van het lichaam te beheersen. Afrikaanse olifanten hebben grotere oren en een holle rug, terwijl Aziatische olifanten kleinere oren hebben een bolle of rechte rug.
Om hun slagtanden wordt er bovenmatig veel op olifanten gejaagd. Stropers schieten de olifanten voor het ivoor van hun slagtanden. Ook in het Krugerpark is dat een serieus probleem.