Wanneer we de volgende ochtend nog maar net onderweg zijn stuiten we onvoorzien op een bijzonder vogel-fenomeen af. Voer voor ornithologen! Een golvende stroom van honderden, zo niet duizenden, rooibekvinkjes vliegt in een immense zwerm dwars voor ons over de weg heen. Ze duiken aan de overkant in de berm in en vliegen weer op om, als een gigantische wolk van kwetterende vleugeltjes, de savanne af te grazen. Ze stropen in behoorlijk tempo het groen en het gras af voor de ongetwijfeld miljarden zaden. Bij dit massale gekwetter valt het hele mondiaal zo populaire digitale ‘getwitter’ in het niet. Het fenomeen is vergelijkbaar met de spreeuwenzwermen, die zich in het najaar in Nederlandse bomen en in de lucht verzamelen voordat ze als een overweldigende vogelmassa naar het warme zuiden trekken om te overwinteren. Het leger van rooibekvinkjes is hier echter vele male groter en nog massaler van omvang.
Het gidsboek Voëls van Suider-Afrika leert dat rooibekvinkjes – ’n standvoël is wat seisoenal plek-plek baaie volop is. In goeie reëenjare stroom hordes dei Wildtuin binne. Hulle hou altyd in swerms wat soms ontsaglik groot is en rig in sekere dele van die land groot skade in graanlande aan. As hulle nesmaak wodr honderdduisende klein nessies oor ’n groot gebied in bosse gebou. Dit lok ’n verskeidenheid roofdiere en -voëls.
Birds of a feather flock together, ‘soort zoekt soort’ zeggen de Engelsen. De rooibekkies gebruiken deze strategie als een beproefde methode om niet als eenling ten prooi te vallen aan roofvogels. Door hun massaliteit wekken ze de indruk één enorme vogel te zijn. Zo houden ze elkaar in de natuur voor de gek en wat belangrijker is: ze houden hiermee rovers op een afstand en verhogen hun overlevingskansen . Wie niet sterk is moet slim zijn, toch?
Rooibekvinkjes worden overigens gemakkelijk verward met rooibekrenostervoëls, deze laatste is een zogenoemd ossenpikkertje. Rooibekrenostervoël kom by ’n verskeidenheid wildsoorte voor, veral rooibokke en kameelperde. Renostervoëls soek bosluise en bloedsuigende vlieë deur met hul snawels die soogdiere se hare te kam. De vogeltjes zitten – op z’n Hollands – bij veel zoogdieren zoals impala’s en giraffen op de huid om insecten en teken weg te pikken. Je ziet ze ook veel bij andere antilopesoorten, neushoorns ( ‘renosters‘ op z’n Zuid-Afrikaans ) en buffels. Soms zijn ze met een aantal in de weer om grote zoogdieren te ‘ ontvlooien‘, die er overigens totaal geen hinder van lijken te hebben. De gastheren laten zich door meerdere vogeltjes tegelijk rustig onder de snavels nemen, zelfs – naar mijn idee – op gevoelige plaatsen zoals rond de ogen, de neusgaten en de lippen. Naast de algemeen voorkomende rooibekrenostervoëls heb je dan ook nog de geelbekrenostervoël, de zeldzame variant van het ossenpikkertje. Je mag wel een professionele ornitholoog zijn om alle varianten uit elkaar te houden.