Victoria watervallen
Victoria watervallen – De bus vanuit Johannesburg komt aan het begin van de middag aan in Zambia. De bushalte is ‘onder de grote boom‘ in het centrum van Livingstone, ook wel Maramba genoemd. Een jonge gast, die hier woont en naast me in de bus gezeten heeft, regelt heel handig een taxi voor me. “Toeristen betalen altijd teveel,” zegt hij. Hij doet alsof het een tripje voor hem zelf is en laat mij mij dan plaatsnemen in de taxi. De prijs staat nu vast. Ik ben blij verrast met zoveel hulpvaardigheid van de lokale bewoner. Voor 2 euro wordt ik naar Olga’s Italian Corner gereden, een project met 9 ruime gastenverblijven en een uitstekende Italiaanse keuken. Het is opgezet door een religieuze zuster uit Italië om kwetsbare jeugd uit Livingstone, een stad van 100.000 inwoners, een kans op een betere toekomst te geven. Jongens en meisjes vanaf zo’n 14 jaar krijgen de gelegenheid een vak te leren in de keuken, het restaurant of in de huishouding. Een perfecte uitvalbasis om de Victoria watervallen te ontdekken.
De watervallen werden in 1989 door UNESCO tot werelderfgoed verklaard en dit is nu een Nationaal Park, waarvoor aan de kant van Zambia 220 kwatcha betaald moet worden ( ruim 15 euro ). De ontdekking ervan door de Schotse zendeling en ontdekkingsreiziger dr. Livingstone op 17 november 1855 ontlokte hem de gevleugelde woorden: Geen enkel uitzicht in Engeland kan de schoonheid hiervan overtreffen en zulke lieflijke beelden moeten de engelen tijdens hun vluchten met bewondering bekeken hebben.
Victoria watervallen
Victoria watervallen – De watervallen kunnen bezocht worden aan de zijde van Zimbabwe en aan de kant van Zambia. Livingstone ligt aan de Zambiaanse kant. Dan kun je de watervallen ook nog van twee kanten bekijken. Vanuit het park is er een wandelpad aan de kant van de 108 meter diepe kloof waarbij je tegen het 1.708 meter brede watergordijn aankijkt. Er is berekend dat per minuut – onder een donderend geraas – 500.000.000 liter water naar beneden stort. Over een groot gedeelte van het wandelpad hangt een constante nevel, die wanneer het erg warm is direct verdampt, maar wanneer de zon weg is of wanneer het bewolkt is, heel lokaal naar beneden regent.
In vergelijking met de watervallen van Iguacu op de grens van Argentinië en Brazilië en de Niagarawatervallen op de grens van de Verenigde Staten en Canada, is Iguacu de grootste qua lengte, heeft Niagara de meest constante waterhoeveelheid en valt er bij Victoria de grootste hoeveelheid water in de diepte.
Vanaf Olga’s Italian Corner is het 15 minuten rijden met een lokale taxi naar het Royal Livingstone Hotel. Ik installeer me op het zonovergoten terras aan de rand van het zwembad. En van hier uit heb ik een prachtig uitzicht op de Zambezi-rivier, die zich iets verder in dikken wolken van waterdamp naar beneden stort. Hier wordt het me duidelijk waarom de watervallen Mosi-ao-Tunya, letterlijk de rook die dondert, genoemd worden. Het is kennelijk een plek waar Japanse pensionado’s zich thuis voelen, gezien het aantal Aziatische gasten. Vanuit dit super-de-luxe hotel worden per boot dagelijks uitstapjes georganiseerd naar Livingstone-island. Een eilandje dat David Livingstone zelf bezocht zou hebben. Hier zie je de kolkende watermassa’s van heel dichtbij naar beneden storten. Dare-devils en andere sportievelingen kunnen hier een sprong wagen in Devil’s-pool of een duik nemen in de Angels-pool. Een sprong van 5 meter hoogte in de Engelenvijver is echter niet geheel zonder gevaar. De rotsbodem is grillig en kent onder water nogal hoogte verschillen. Je moet verdomd goed weten waar je springt. Je bent gewaarschuwd; ervaring is de beste leermeester!
menagerie in de open lucht
Tijdens de wandeling door de tuinen van het Royal Livingstone Hotel – op weg naar de kant waar het water zich naar beneden stort – vraagt een tuinman mij of ik de huisdieren al gezien heb. Geen idee waar hij het over heeft. Ondertussen vertelt hij dat je voor 1.000 euro per nacht in de presidentiële suite kunt overnachten. Nou ja, je krijgt in ieder geval waar voor je geld, denk ik. Hij is de dierenverzorger van de levende have, die in de tuinen van het hotel rondwandelt. In plaats van eekhoorntjes en eenden in een visvijver, blijkt het ‘groot wild’ te zijn. Helmaal in stijl dus. Nog geen twee minuten later sta ik tussen een aantal levensgrote giraffen en een kleine kudde zebra’s. De dieren blijken de tuinman goed te kennen, ze komen direct op ons af. Hij voert ze 2 maal daags als attractie voor de hotelgasten. Nu ze hem zien, verwachten ze ook weer gevoerd te worden. Om voldoende afstand te houden, probeert hij ze met grote gebaren en een stok in de hand af te weren. Vooral de enorme mannetjes giraffe wil van geen wijken weten en blijft hardnekkig op ons afkomen. Als hij ons op een drafje gaat volgen moeten wij ons rap uit de voeten maken.
Devil’s pool
Vanuit het hotel kom ik uit waar de brede Zambezi-rivier zich naar beneden stort. Aan de rand zitten enkele jongens onder een boom, die als bijverdienste toeristen door het stromende water naar de Devils-pool of de Angels-pool gidsen. Dat zijn grote diepe vijvers aan de rand van de watervallen. Ik word nieuwsgierig en alvorens hij me aan de hand meeneemt moet ik eerst mijn zwemvaardigheid laten zien in een ondiepe plas met behoorlijk sterk stromend water. Omdat ik daarvoor in zijn ogen kennelijk geslaagd ben, wil hij me door het woelige water tussen rotsen en over kleine eilandjes tot aan Angels-pool loodsen. Ik voel me een beetje als een bejaarde thrill-seeker wanneer ik vanaf een 5 meter hoge rots in de Engelenvijver spring. Once in a lifetime, denk ik en ik ben er nu toch. Op de terugweg vertelt de gids me dat hij ooit met een 80-jarige dezelfde tocht – in een langzamere versie – gemaakt heeft, dus blijk ik niet eens de oudste te zijn.
diamonds are for ever and for everybody … ?!
Terug aan de andere kant van de watervallen – ik kan geen genoeg van het weergaloze natuurspektakel krijgen – ontmoet ik aan de voet van het standbeeld van Livingstone twee Angolezen. We kletsen wat over de majestueuze watervallen. Ik vraag of er ook zoiets in Angola is. Dat blijkt niet het geval, maar ze hebben er wel diamanten. “Ook bijzonder”, antwoord ik beleefd. Dat wekt – geheel tegen mijn verwachting in – dat ik daarin geïnteresseerd zou zijn. Een van de heren gaat terug naar de parkeerplaats en laat me een handjevol geslepen diamanten zien. “Als ik toch in Holland woon, kan ik toch ze zeker wel slijten in Amsterdam of Antwerpen?” is het voorstel van de geslepen Angolezen. Ik vraag of ik er een foto van mag maken, om er vanaf te zijn. Heel bereidwillig laat hij ook nog zijn mobile telefoonnummer fotograferen. Die foto is door het reflecterende zonlicht mislukt. Dat zo dus elke interesse in deze bloeddiamanten vooralsnog op dood spoor eindigt komt me overigens heel goed uit.