Vóórdat de dagexpeditie begint, zelfs vóór het ontbijt nog, worden onze dappere woudlopers er duidelijk aan herinnerd dat ze echt niet op de Hoge Veluwe logeren. René, die zich in de vorige blogaflevering nog als een vriendelijke klein-kruger-wild-vriend profileerde, blijkt nu plotseling niet meer zo’n hoge pet op te willen hebben van deze normaal zo aaibare categorie. Het leek een tor, die zich in de loop van de nacht zo comfortabel in zijn pet had genesteld. Een grote tor, dat wel. Bij nader inzien was dit er eentje met venijn in zijn staart! Dodelijk venijn, wel te verstaan! Nu zijn niet alle schorpioenen levensgevaarlijk voor de mens, maar dit exemplaar belandde voor alle zekerheid toch, met pet en al, in een grote boog door de lucht op het grasveldje voor de deur. Schorpioenen zijn normaal nachtactief en verstoppen zich overdag onder stenen en andere objecten. Deze knaap had zich kennelijk vergist in zijn dag- en nachtritme, ook zijn schuilplaats was anders dan we hem gewend.
Het blijft dus oppassen in het park, zeker nu blijkt dat niet alle Krugerbewoners zich aan de aan hen toegeschreven gedragspatronen houden. Met de grote boog, die de venijnige ’tor’ door de lucht beschreef, vervloog ook het ontspannen begin van de dag voor onze dappere jungle avonturiers en verder ook geen onder eekhoorntjes aan het ontbijt deze keer. René kwam met de schrik vrij, een schorpioen gebruikt alleen zijn gifstekel als de prooi zich verzet. Het dier zelf overleefde zijn lancering ook. Al met al is het wel een blijvende en spannende herinnering geworden, die het als jungle-avontuur heel goed zal blijven doen bij de thuisblijvers.
Vandaag gaat de rit over een nieuwe binnenweg naar Punda Maria gate. Het is een kronkelige bergpas, waarvan het einde op 600 meter hoogte een prachtig uitzicht biedt: een panorama met de bergen van Mozambique in de verte.
In deze regio liggen nogal wat archeologische vindplaatsen. Informatieborden bij Pafuri picknickplaats vertellen van alles over archeologische opgravingen bij Thulemela. In 1993 is hier het Goldfields Thulemela project opgezet. In het gebied waar de rivieren Sashe en Limpopo samenstromen, zijn met toestemming van de huidige bewoners van dit gebied de graven van hun voorouders opgegraven en ritueel opnieuw ter aarde besteld. Zo is er enige kennis opgedaan over de plaatselijke maatschappelijke en sociale structuren van een behoorlijk ontwikkelde samenleving tijdens de periode tussen 1550 en 1650.
Dit gebied vormde al in de 8ste eeuw het achterland van een belangrijke handelsroute vanuit het Midden-Oosten langs de de oostkust van Afrika. Via de Zambezirivier in Mozambique werd er in die dagen goud en ivoor, vooral afkomstig uit Zuid Afrika, verhandeld.
Het blijft een niet-aaibaar-klein-kruger-wild-dag. Na de schorpioen is het een spin die in het vizier komt van het avontuurlijke drietal en hun gezamenlijke aandacht trekt. Een knalrood exemplaar met twee grote zwarte vangarmen naast zijn kop. Het is een ‘racer’, eentje die de tijd niet neemt om normaal zijn web te weven. Razendsnel jaagt het beestje over de grond achter zijn prooi aan, waarbij zijn zwarte tentakels uitstekend van pas komen om een prooi te vangen en klem te zetten. Dan is het slachtoffer overgeleverd aan zijn stevige kaken. Of het nu aan al dat kruipgespuis ligt is mij niet bekend, maar het trio gaat op stap buiten het Krugerpark.
Buiten het Krugerpark verandert het landschap. Het is de Limopopo provincie in het noordwesten van Zuid Afrika. Ten opzichte van het park is er in deze regio minder natuur en meer bewoonde wereld te vinden, het gebied is meer in cultuur gebracht. Toch blijft er ook veel wildernisvegetatie te zien. Ezels, geiten en koeien lopen al dan niet met een bel om hun hals langs de weg en trekken zich van het verkeer niet veel aan. Zo’n 15 km verderop is een soort busstation annex markt met winkels. Er wordt hier van alles verkocht; van fruit tot grafkisten en van vers brood tot telefoononderdelen. Noem maar op, een Afrikaanse variant van ‘ de winkel van Sinkel’. Bedrijvigheid alom dus. De lokale bevolking blijkt hier in de authentieke Afrikaanse bouwstijl te huizen, de praktische en welbekende ronde hutten. In deze indrukwekkend bonte en kleurrijke omgeving vormt het blanke reisgezelschap de enige exotische rariteit.
In de middag keert het trio terug van hun uitstapje buiten het Krugerpark en wordt de Mahonieloop in tegengestelde richting genomen. Na zo’n 7 kilometer staat er een grote graider op de weg. Met deze immense machine wordt het zandpad vlak gemaakt zodat de auto’s er weer makkelijk overheen kunnen rijden. Er is overigens geen mens bij te bekennen. De machine staat onbemand met open cabinedeuren langs de weg. Het apparaat blijkt panne te hebben en is bijgevolg zelfs voor dieven niet meer interessant. Er lopen wat impala’s en zebra’s bij rond. Wanneer Marjo, Fred en René besluiten ook maar door te rijden, komt er een flinke olifant uit het bos te voorschijn. Ze kijkt het drietal met de oren wijd uiteen verwonderd na.