‘Wildernis’ is ongecultiveerde natuur, die in de persoonlijke beleving een dubbelzinnige betekenis heeft. Voor de een is ‘wildernis’ een gevaarlijke, chaotische situatie, die je maar beter kunt mijden, terwijl voor de ander de wildernis de oorspronkelijke, onbedorven en pure omgeving is, waarin de mens zijn eigen primitieve wortels kan herkennen. In onze nagenoeg volledig in cultuur gebrachte Lage Landen bij de Zee, kijken we tegen de zee aan als een woeste, grillige en onbetrouwbare wildernis, die we maar beter buiten de dijken kunnen houden. Dat hebben wij Hollanders door veel schade wel geleerd. Toch krijgt ook een film als De Nieuwe Wildernis over het natuurgebied De Oostvaardersplassen veel lovende kritiek. Het is een ‘natuurtuin’ met brave dieren, die ‘op orde’ en ‘onder controle’ is.

In Afrika ligt ‘oude’ wildernis in de achtertuin, die nog wordt bewoond door levensgevaarlijke monsters. De Afrikaners zelf hebben daar, hoewel ze er – noodgedwongen – midden in wonen, niet zoveel mee op. De receptioniste van het Krugerpark, die ik spreek,  begrijpt al die toeristen ook eigenlijk niet, die zoveel geld betalen om op al die gevaarlijke dieren af te komen. Al die ‘wildernis-liefhebbers’ rijden natuurlijk wel rond in een veilige 4-wheel-drive en slapen natuurlijk wel in een comfortabel bed. De wildernis van het Krugerpark is een onbekend, spannend maar ook ‘gecontroleerd’ avontuur.

Er is vandaag een boom gestorven in Afrika! Ik weet het. Dit klinkt behoorlijk theatraal en roept bij de meeste Europeanen nu niet bepaald een heftig sentiment op. Hier in het Krugerpark van Zuid-Afrika is de natuurbeleving kennelijk toch anders. Ze gaan er anders mee om en spreken er anders over. Deze mensen realiseren zich maar al te goed dat ze deel uitmaken van die natuur, letterlijk er een deel van zijn. Met dit besef staan mensen dichter bij die natuur. Alles is bezield! Voor Afrikanen heeft deze natuurbeleving sterk verankerde wortels in het traditionele animisme. Dat is tevens een van de redenen waarom overal in het Kruger landschap ‘dode’ bomen blijven staan. Zonder kruin of bladertooi decoreren ze stil en dramatisch het landschap. Ze worden gewoonlijk nooit gerooid of geruimd. Dit laissez-faire beleid is een passieve vorm van bosbeheer, dat staatsbosbeheer in Nederland momenteel ook toepast, maar dan op ecologische gronden. De reden voor dit beleid hier in Afrika heeft een animistische wereldbeeld als achtergrond. Alles heeft een ‘anima’, een ziel, niet alleen de mens, maar ook dieren, bomen, planten, stenen, rivieren en bergen en zelfs natuurfenomenen als bliksem, onweer en overstromingen.

Deze morgen zit ik in de zon de autobiografie van Mandela te lezen. Het is stil, geen geluid zelfs windstil en het zonnetje schijnt aangenaam aan een strak blauwe hemel. Dan plotseling, ik weet niet wat ik hoor en kijk verrast op. Op 2,5 meter afstand van ons huisje, valt op het grasveld met een droog gekraak, gevolgd door een bijna geluidloos geraas, een boom van 7 meter om. Zonder verder opzienbarend geweld wordt hij plotseling geveld door een licht briesje. Afgebroken bij zijn wortels. Zo sterft dus een boom zijn natuurlijke dood. Dit is toch wel heel bijzonder. Wanneer maak je nou mee dat een boom zo maar omvalt!? Ik kan me niet voorstellen dat dit op deze manier in Nederland ooit zo gebeurt. Ik wijs de Afrikaanse huishoudelijke hulp, die bezig is met de zorg van ons huisje, op de omgevallen boom. He is tired” zegt ze. “Hij is moe en oud. Jammer, maar nu is hij dood.” Ze kijkt er niet vreemd van op: “De mannen van de tuin komen hem over een paar dagen ophalen en brengen ze hem terug naar het bos.” Ze poetst onbezorgd door. Ik kijk verbaasd naar de lege plek op het grasveld en in de lucht.

dwermangoeste

Om deze site bij te houden en foto’s te uploaden blijf ik vandaag een dagje op het kamp. Fred en Femke zijn met Marjo op pad. “Waarom ga je niet mee?” en “In het kamp is overdag niets te beleven, alle bezoekers gaan het park in,” krijg ik te horen van de op avontuur beluste woudlopers. Maar het rustkamp blijkt verre van saai. Opeens duikt er voor me een klein ‘knuffeltje’ op. Een dwergmangoest, die ergens op het kamp zijn nestje moet hebben. Zij leven sociaal in familiegroepjes van 2 tot 20 dieren, die gezamenlijk op zoek gaan naar voedsel: insecten zoals termieten, sprinkhanen en krekels, maar ook spinnen of schorpioenen en wilde vruchten. Zonnen en eten doen ze dan weer wel individueel. De groepsleden communiceren onderling door middel van een grote variatie aan geluiden. Ze kennen een alarmkreet om anderen te waarschuwen en wonen meestal bij termietenheuvels, tussen keien of in holle bomen. Vaak ook – heel slim – vlak bij een bijen- of wespennest, als bescherming tegen predatoren. Die diertjes komen juist op tijden te voorschijn wanneer het merendeel van de kampbewoners op Krugerpad gaat, op zoek naar groot wild.

Op het moment dat ik weer in mijn boek wil duiken komt er een varaan, een reuze soort hagedis, van ruim een armlengte groot aan scharrelen. Hij graaft driftig naar voedsel tussen de struiken rond het huisje.

In de stilte van het rustkamp rond het huisje valt er, weliswaar op kleinere schaal, dus ook volop van alles te beleven. Je hoeft niet persé de savanne op voor ‘het grote avontuur’.

Fred en Femke waren al vroeg met Marjo op pad gegaan. Zeer succesvol. Ze komen opgewonden terug van hun safari en zijn erg enthousiast over een ontmoeting met een groep van 21 leeuwen. Ook spectaculair, je hebt wildernis in soorten en maten.